Index > Manifesto > olandese > Traduzione_Dierickx
I — De krisis van de moderne maatschappij.
Onze moderne maatschappij is gebaseerd op het principe van de vrijheid. Volgens dit beginsel is de mens geen instrument ten dienste van anderen, mar een autonoom centrum van leven. Uitgaande van deze basis-gedachte is een groots historisch gevecht begonnen tegen alle aspekten van het maatschappelijk leven, waarin dat grondbeginsel niet werd toegepast.
Aan alle naties werd het recht toegekend zich in onafhankelijke staten te organiseren. Elk volk dat zich door zijn etnische, geografische, taalkundige en historische karaktertrekken onderscheidde, moest in zijn eigen staatsbestel, ingericht volgens zijn eigen opvatting van het politieke leven, het beste instrument vinden om aan zijn behoeften te voldoen, onafhankelijk van elke buitenlandse inmenging.
De ideologie van de nationale onafhankelijkheid gaf een sterke impuls aan de vooruitgang. Ze verving de kleingeestige dorpsmentaliteit door bredere solidariteit, tegen de onderdrukking door vreemde overheersers. Ze werkte vele hinderpalen weg die het vrije verkeer van mensen en goederen in de weg stonden. Binnen elke nieuwe staat breidde zij de instellingen en de wetten van de geciviliseerde streken tot de achtergebleven gebieden uit.
Deze ideologie droeg echter ook in zich de kiemen van het kapitalistisch imperialisme dat in onze generatie zulke enorme afmetingen aanneemt; zij lag aan de basis van de vorming van totalitaire staten en leidde tot twee wereldoorlogen.
De natie wordt niet langer beschouwd als het historisch produkt van een samenleving van een samenleving van mensen die via een langdurig proces tot een grotere eenheid in gebruiken en strevingen gekomen zijn en die in hun staatsbestel een doeltreffend middel vinden om het kollektieve leven te organiseren binnen het ruimere kader van het hele mensdom.
Neen, die natie is en goddelijk iets geworden, een organisme dat alleen aan eigen bestaan en eigen ontwikkeling denkt zonder zich op enigerlei wijze te bekommeren over het nadeel dat het anderen kan berokkenen.
De absolute soevereiniteit van de nationale staten mondt telkens uit in overheersingsdrang omdat zij zich alle bedreigd voelen door de macht van de andere.
De “levensruimte” wordt een steeds groter gebied dat hun moet toestaan zich vrij te bewegen en het eigen bestaan, onafhankelijk van alle andere, te verzekeren. Deze drang tot overheersen valt pas weg wanneer de sterkste staat de hegemonie verwerft en alle andere onderworpen heeft.
Van beschermer van de vrijheid van de burgers is de staat dus geworden tot de baas van zijn dienstbare onderdanen, die zijn militaire doeltreffendheid met al hun krachten zo groot mogelijk moeten maken.
Ook in vredestijd (die beschouwd wordt als een periode van voorbereiding op de onafwendbare volgende oorlog) domineert de wil van de militairen in vele landen die van de burgers, waardoor het funktioneren van vrije politieke instellingen steeds moeilijker wordt. Onderwijs, wetenschap, produktie en bestuur moeten vooral het oorlogspotentieel vergroten. Moederschap wordt gelijkgesteld met soldatenteelt; moeders worden met dezelfde maatstaven gedekoreerd als de vruchtbaarste dieren op jaarmarkten. Kinderen worden vanaf hun prilste jeugd opgeleid tot soldaten en vreemdelingenhaat wordt hun aangeleerd.
Individuele vrijheden verdwijnen geheel daar eenieder gemilitariseerd is en steeds weer onder de wapens geroepen wordt. De voortdurende oorlogen dwingen de mannen hun familie, hun werk, hun hebben en houden achter te laten en hun leven op te offeren voor dingen waarvan eigenlijk niemand de waarde begrijpt. In enkele dagen worden de resultaten van tientallen jaren van inspanningen voor het algemeen welzijn totaal vernietigd.
De totalitaire staten hebben op de meest koherente manier de bundeling van alle krachten en de grootst mogelijke koncentratie en autarkie verwezenlijkt. Zij hebben zich het best aan de huidige internationale toestand aangepast. Anderzijds is het voldoende dat één natie en stap doet naar een meer uitgesproken totalitarisme om de andere, in hun drang tot zelfbehoud, hetzelfde de laten doen. Alle naties worden zo in dezelfde draaikolk meegesleurd.
Aan alle burgers werd gelijkelijk het recht toegekend om tot de vorming van de staatswil bij te dragen. Deze wil moest aldus de synthese zijn van de alle sociale klassen, die zich vrij kunnen uiten. Deze politieke organisatie had tot gevolg dat vele van de schrijnendste ongerechtigheden, overgeërfd va voorbije regimes, weggenomen of tenminste verzacht konden worden. De persvrijheid, de vrijheid van vereniging en de geleidelijke uitbreiding van het stemrecht bemoeilijkten echter, bij instandhouding van het parlementariere systeem, steeds meer de handhaving van de oude privilegies.
Zij die niets bezaten leerden beetje bij beetje zich van deze instrumenten te bedienen om de strijd aan te binden tegen de voorrechten van de bezittende klassen. De belasting op de niet-verdiende inkomsten, de suksessierechten, de progressieve vermogenscheffingen, de belastingvrijdom voor lage lonen en levensnoodzakelijke goederen, het gratis onderwijs, de verbetering van de sociale voorzieningen en uitkeringen, de landbouwhervormingen en het medezeggenschap van de fabrieksarbeiders bedreigden de bevoorrechte klassen in hun sterkste vestingen.
De bevoorrechte klassen, die ingestemd hadden met de gelijkheid van politieke rechten, konden echter niet toestaan dat het proletariaat hiervan gebruik zou maken om een feitelijke gelijkheid te verwerven, waardoor die rechten en kronkrete vrijheidsinhoud zouden krijgen. Toen deze dreiging na de eerste wereldoorlog te groot werd, was het heel natuurlijk dat de bevoorrechte klassen de instelling van diktaturen, dien hun tegenstanders de wettelijke wapens ontnamen, gingen toejuichen en steunen.
Daarnaast dreigde de vorming van gigantische industrie- en bankgroepen en vakbonden (die hele arbeiderslegers onder één leiding verenigden) welke groepen en vakbonden in hun eigen belang druk uitoefenden op de regering, de staat zelf te doen uiteenvallen in talrijke elkaar bekampende ekonomische vorstendommetjes. De vrije demokratische instellingen, die het instrument werden waarvan deze groepen zich bedienden om de kollektiviteit beter uit te buiten, verloren steeds meer prestige. Zo ontstond de opvatting dat alleen de totalitaire staat, die alle bugerlijke vrijheden afschaft, enigszins de belangenkonflikten, waartegen de bestaande instellingen niet meer opgewassen varen, uit de weg kon ruimen.
De totalitaire regimes hebben in feite over het algemeen de positie van de verschillende sociale klassen bevroren en hebben elke wettelijke mogelijkheid om alsnog verbetering te brengen in de bestaande toestand te niet gedaan door de politiecontrole op het hel leven van de burgers en door het gewelddadig uit de weg ruimen van alle dissidenten. Zo werd het voortbestaan verzekerd van de volstrekt parasitaire kaste van grootgrondbezitters en renteniers die tot de produktie alleen maar bijdragen door het afscheuren van de dividendbewijzen van hun aandelen, van de monopolies en de grootwarenhuizen die de konsument uitbuiten en het geld van de kleine spaarders doen vervliegen, van de plutokraten die achter de schermen aan de politieke touwtjes trekken en zo het hele staatsapparaat ten eigen voordele leiden onder het mom van de verdediging van hogere nationale belangen. Het kontrast tussen de fantastiche fortuinen van enkelingen en de ellende van de grote massa, die niet kan genieten van de voordelen van de moderne beschaving, bestaat nog steeds.
Zo houdt men een ekonomisch regime in stand waarin de materiële hulpmiddelen en de arbeidskrachten, die gebruikt zouden moeten worden om aan de fundamentele behoeften van de menselijke maatschappij te voldoen, gericht worden op de vervulling van de onnozelste verlangens van hen die de hoogste prijzen kunnen betalen; een ekonomisch regime, waarin de macht van het geld door het erfrecht steeds in dezelfde klasse blijft en zo wordt tot een privilegie, buiten alle verhouding met de sociale waarde van de verrichte diensten. De mogelijkheden van de proletariërs blijven beperkt; om te kunnen leven zijn deze gedwongen zich te laten uitbuiten door hen die hun één of ander werk kunnen verschaffen.
Om de arbeidersklassen te immobiliseren en te onderdrukken werden de vakbonden veranderd van vrije, strijdbare organisaties, geleid door personen die het vertrouwen van hun deden genoten, in politiebewakingsdiensten onder leiding van vertrouwelingen van de heersende groep, die sclechts aan deze groep, die slechts aan deze groep verantwoording verschuldigd zijn. Als in een dergelijk ekonomisch systeem enigerlei verbetering wordt aangebracht, is dit alleen ingegeven door de behoeften van het militarisme, die, samen met de reaktionaire aspiraties van de bevoorrechte klassen, geleid hebben tot het ontstaan en de konsolidering van de totalitaire staten.
Tegenover het autoritaire dogmatisme werd de permanente waarde van de kritische geest gesteld. Alleen wat bewezen kan worden is waar. Aan deze onbevooroordeelde houding hebben wij de grootste verwezenlijkingen van onze beschaving op alle gebieden te danken. Deze geestelijke vrijheid heeft de krisis, die de totalitaire staten heeft doen ontstaan, echter niet overleeft. Nieuwe dogma’s, die men gelovig of hypokriet moet aanvaarden, worden in alle takken der wetenschap opgedrongen.
Hoewel niemand weet wat een ras is en de meest elementaire historische kennis de absurditeit hiervan aantoont, eist men dat de fysiologen geloven, bewijzen en overtuigen dat sommigen tot een uitverkoren ras behoren, alleen omdat het imperialisme deze mythe nodig heft om in de massa de haat en de hoogmoed te doen oplaaien.
De meest voor de hand liggende opvattingen van de ekonomische wetenschap moeten als ketterijen worden beschouwd om de autarkische politiek, het evenwichtige ruilverkeer en andere oude tecnieken van het mercantilisme als buitengewone ontdekkingen van onze tijd voor te stellen. Wegens de onderlinge ekonomische afhankelijkheid van de verschillende delen van de wereld is de levensruimte van elk volk dat een moderne levensstandaard wil handhaven, de hele wereld; met de geo-politiek echter heeft men een pseudowetenschap in het leven geroepen die de gegrondheid van de theorie der levensruimten moet aantonen om een theoretische basis te vormen voor de onderdrukkingswil van het imperialisme.
De geschiedenis wordt vervalst in het belang van de regerende klasse. Uit bibliotheken en boekwinkels worden alle werken geweerd die niet als orthodox worden beschouwd. De nevelen van het obscurantisme dreigen opnieuw de menselijke geest te verstikken. Zelfs de sociale ethiek van vrijheid en gelijkheid wordt ondermijnd De mensen worden niet langer als vrije burgers beschowd die van de staat gebruik maken om hun kollektieve doelstellingen beter te verwezenlijken. Ze worden dienaars van de staat, die bepaalt welke doelstellingen ze moeten nastreven en als staatswil wordt steeds beschouwd de wil van diegenen die de macht in handen hebben. De mensen zijn niet langer rechtsobjekten, maar zijn hiërarchisch ingedeeld en moeten zonder mopperen gehoorzamen aan de overheid, die culmineert in de persoon van het vergoddelijkte staatshoofd. Het kastenstelsel herrijst machtiger dan ooit uit zijn as.
Deze reaktionaire en totalitarie beschaving heeft, na een serie triomfen in andere landen, tenslotte in nazi-Duitsland een macht gevonden die zichzelf in staat achtte tot de uiterste konsekwenties van het systeem te gaan.
Na een grondige voorbereiding, begon Duitsland zijn onderdrukkingsveldtocht, waarbij het met veel durf en zonder scrupules uit de rivaliteit, het egoïsme en de stupiditeit van anderen munt sloeg, een aantal Europese vazalstaten, waaronder in de eerste plaats Italië, meesleurde en een verbond sloot met Japan, dat hetzelfde doel in Azië nastreefde.
De overwinning van Duitsland zou de definitieve vestiging van het totalitaire regime in de wereld betekenen. Al zijn kenmerken zouden tot het uiterste worden opgedreven en de progressieve krachten zouden voor lange tijd tot het voeren van een louter negatieve oppositie gedoemd zijn.
De traditionele arrogantie en hardheid van het Duitse militaire milieu kan ons reeds een idee geven van het karakter van hun overheersing, indien zij de oorlog zouden winnen. Winnen de Duitsers de oorlog, dan kunnen ze zich zelfs een schijn van grootmoedigheid tegenover de andere Europese volkeren permitteren en hun grondgebied en politieke instellingen formeel respekteren, om zo te heersen zo te heersen zonder het idiote patriottische gevoel te krenken dat belang hecht aan de kleur van de grenspalen en de nationaliteit van de politici die het toneel bevolken, in plaats van aan machtsverhoudingen en de werkelijke inhoud van de staatsorganen. Maar ook gecamoufleerd zou de werkelijkheid toch hetzelfde blijven: een nieuwe indeling van de mensheid in Spartanen en Heloten.
Ook een compromis tussen de strijdende partijen zou een stap voorwaarts betekenen voor het totalitarisme, omdat alle landen die aan de Duitse wurggreep ontkomen waren, toch gedwongen zouden zijn dezelfde vorm van politieke organisatie aan te nemen om zich behoorlijk op een nieuwe oorlog voor te bereiden.
Terwijl Hitler-Duitsland de kleinere landen één voor één heeft kunnen verslaan, heeft zijn aktie steeds sterkere krachten gedwongen in het strijdperk te treden. De verbetenheid van Groot-Brittannië, dat ook in het meest kritieke ogenblik overeind wist te blijven tegenover de vijand, heeft ertoe geleid dat de Duitsers stootten op de dappere weerstand van het Sovjetleger en gaf Amerika de tijd zijn onbeperkte produktiemogelijkheden te mobiliseren. Deze strijd tegen het Duitse imperialisme is nauw verbonden met de strijd van het Chinese volk, tegen het Japanse imperialisme.
Enorme aantallen mensen en enorme rijkdommen zijn reeds ingezet in de strijd tegen de totalitaire macht. Deze macht heeft nu haar toppunt bereikt en kan nog slechts langzaam afbrokkelen. De tegengestelde krachten zijn hun dieptepunt voorbij en gaan weer bergop.
De strijd van de geallieerden wekt elke dag meer het verlangen naar bevrijding op, ook in die landen die waren bezweken onder het geweld en die door deze verschrikkelijke klap de moed waren kwijt geraakt. En uiteindelijk ontwaakt dat verlangen naar bevrijding zelfs bij de volkeren van de As-mogendheden, die nu beseffen dat ze in een hopeloze situatie zijn meegesleurd, alleen maar om de overheersingsdrift van hun leiders te bevredigen.
Het langzame proces waarin enorme mensenmassa’s zich passief door het nieuwe regime lieten beīnvloeden, zich ernaar schikten en het op die manier verstevigden, is tot stilstand gebracht; een tegengesteld proces is op gang gekomen. In deze enorme vloedgolf die langzaam omhoogstijgt, vinden we alle progressieve krachten terug, het verlichte deel van de arbeidersklasse dat zich niet door geweld en vleierij van zijn streven naar een hogere levensstijl heeft laten afbrengen; de meest bewuste intellektuelen die de minachting van de intelligentia niet nemen; ondernemers die zich in staat voelen tot nieuwe initiatieven en die zich vrij willen maken van het bureaukratische juk en de nationale autarkie die hun elke bewegingsvrijheid ontnemen, en tenslotte al degenen die zich door hun aangeboren gevoel van waardigheid niet kunnen plooien onder de vernedering van de slavernij.
Van al deze krachten verwachten wij vandaag de redding van onze beschaving.
II — Taken voor na de oorlog – De eenmaking van Europa.
Uit de nederlaag van Duitsland zal niet automatisch de reorganisatie van Europa volgens ons beschavingsideaal voortspruiten. In een korte algemene krisisperiode (waarin de nationale state nog volledig verwoest en uitgeput zullen neerliggen, waarin de volksmassa’s angstig zullen wachten op nieuwe ordewoorden, zoals een gesmolten, gloeiende materie, gereed om in nieuwe vormen gegoten te worden en bereid de leiding te aanvaarden van betrouwbare internationalisten) zullen de klassen die in de oude nationale regimes het meest geprivilegieerd waren, alles in het werk stellen om met verborgen middelen en met geweld de vloedgolf van internationalistische gevoelens in te dijken. Zij zullen alles doen om de oude nationale staatsinstellingen in eer te herstellen. En het is zelfs te voorspellen dat de Britse regeringskringen, wellicht in overleg met de Amerikanen, zullen pogen de dingen in deze richting te stuwen ten einde de oude evenwichtspolitiek tussen de mogendheden te doen herleven, met de bedoeling het schijnbare onmiddellijke imperiale eigenbelang te dienen.
De behoudsgezinde krachten – als daar zijn zij die belangrijke funkties bekleden in de centrale staatsinstellingen; de hogere legerleidingen met de koningshuizen, waar die nog bestaan, aan de top; de vertegenwoordigers van het monopoliekapitalisme die het lot van hun winsten aan dat van de staten verbonden hebben; de grootgrondbezitters en de hoge stabiele en konservatieve maatschappij verzekerd weten; in hun kielzog de ontelbaren die van hen afhankelijk zijn of verblind worden door hun traditionele macht – al die reaktionaire krachten worden al gewaar dat het gebouw in zijn voegen kraakt, en pogen zichzelf te redden. De ineenstorting zou hen alle zekerheden die ze tot dusver hadden, ontnemen en ze blootstellen aan de aanval van de progressieve krachten.
De revolutionaire situatie: oude en nieuwe stromingen.
De val der totalitaire regimes zal voor hele volkeren, gevoelsmatig de komst van “de vrijheid” betekenen. Elke dwang zal verdwijnen en de vrijheid van meningsuiting en vereniging zal automatisch opnieuw heersen.
Voor de demokratische strekkingen zal het een ware triomf zijn. Deze hebben vele schakeringen, van erg konservatief liberalisme tot socialisme en anarchisme. Zij geloven aan het “spontane” in de geschiedkundige evoluties en in het ontstaan van instellingen, in het “absoluut goede” van de impulsen die uit de basis komen. Zij willen de “geschiedenis”, het “volk”, het “proletariaat” of hoe zij hun God anders noemen, geen geweld aandoen. Zij verlangen naar het einde van de diktaturen, dat volgens hen neerkomt op het herstel van het onvervreemdbaar recht voor elk volk op zelfbestemming. In hun dromen zien ze dit streven bekroond door de samenroeping van een grondwetgevende vergadering, verkozen bij het meest algemene kiesrecht en met de grootst mogelijke eerbied voor de rechten van het kiezerskorps; die vergadering beslist welke grondwet er zal komen. Is het volk nog niet rijp, dan zal het zichzelf een slechte grondwet geven. Verbetering daarvan mag echter alleen gebeuren door bestendig overtuigingswerk.
Demokraten hebben geen principiële afkeer van geweld, maar zij willen er alleen gebruik van maken wanneer de meerderheid van de noodzaak ervan overtuigd is, wanneer met andere woorden de belangrijke dingen al vooraf geregeld zijn. In feite zijn demokratische leiders alleen maar geschikt voor het besturen van instellingen, waarin ongeveer het hele volk volledig vertrouwen heeft, en waaraan niet veel moet veranderd worden. Dit wil dus zeggen in rustige tijden. In tijden van omwenteling daarentegen, wanneer de instellingen niet moeten bestuurd maar opgericht worden, slaan demokraten een slecht figuur. De meelijwekkende onmacht van de demokraten in de Russische, de Duitse en de Spaanse revolutie is hiervan recente voorbeelden. In zulke omstandigheden, wanneer het oude staatsapparaat met zijn wetten en zijn administratie in elkaar stort, ontstaan onmiddellijk een groot aantal volksvergaderingen, die zich al dan niet met een schijn van oude legitimiteit tooien, waarin alle progressieve maatschappelijke krachten sammenkomen om hun stem te laten horen.
Het volk heeft wel steeds enkele fundamentele behoeften die moeten voldaan worden, maar het weet niet precies wat het wil en wat er gedaan moet woerden. Het hoort duizend klokken luiden en met zijn miljoenen hoofden slaagt het er niet in één richting te kiezen. Tal van stromingen bestrijden elkaar.
Als het erop aankomt blijkt te geven van vastberadenheid en moed, voelen de demokraten zich ontredderd, omdat ze niet gestuwd worden door een spontane eensgezindheid van hel volk, maar slechts door een wervelstorm van passies. Zij geloven dat het hun plicht is deze eensgezindheid tot stand te brengen en treden op als redenaars daar waar er behoefte in aan leiders die weten welke doelen bereikt moeten worden. Daarbij missen zij de kansen ter versteviging van het nieuwe stelsel door te pogen instellingen, die geschikt zijn voor normale tijden van relatieve rust en een lange aanloopperiode nodig hebben, onmiddellijk te doen funktioneren. Zodoende geven zij hun tegenstanders wapens, die dezen gebruiken om ze te doen struikelen. In feite vertegenwoordigen zij in hun duizend tendensen niet de wil te vernieuwen, maar de verwarde tegenstrijdigheden der geesten. Zij leggen elkaar lam en maken de weg vrij voor de terugkeer van de reaktie. De demokratische methode zal in de revolutionaire krisis een blok aan het been zijn.
Geleidelijk zullen de demokraten met hun gezwets hun eerste populariteit als verdedigers van de vrijheid kwijtraken. Zij zullen alle ernstige kansen op politieke en sociale hervorming missen. De instellingen van het pre-totalitaire tijdperk zullen dan onvermijdelijk weer tot leven komen, de strijd zal weer verlopen volgens het oude schema van de klassenstrijd.
De idee dat alle politieke problemen te herleiden zijn tot vormen van klassenstrijd, was een uitgangspunt voor de aktie, vooral van de fabrieksarbeiders, en gaf inhoud aan de politieke strijd, zolang het niet ging om de basisinstellingen van de maatschappij. Datzelfde beginsel isoleert echter het proletariaat wanner het erop aankomt de maatschappijorganisatie zelf aan te pakken.
De volgens de klassieke schema’s opgevoede arbeiders kennen dan allen maar het eisenprogramma van hun eigen klasse, of zelfs van hun eigen beroepsgroep, zonder enig verband te leggen met de belangen van de andere bestanddelen van de maatschappij. Of zij streven naar een eenzijdige diktatuur van het proletariaat om te komen tot een utopische kollektivisatie van alle produktiemiddelen, wat dan volgens de oude propaganda het wondermiddel moet zijn voor al hun kwalen. Zulk een politiek heeft op geen enkele laag der bevolking vat, behalve dan op de arbeiders zelf. Door deze politiek isoleert de arbeidersklasse zich en onthoudt zij haar steun aan de andere progressieve krachten in de maatschappij. Deze raken dan wellicht in de greep van de reaktionaire milieus, die ze handig inzetten om de beweging van het proletariaat terug te drijven en neer te slaan.
Tussen de verschillende proletarische strekkingen, geīnspireerd door de klassenstrijd, het kollektivistisch ideaal, hebben alleen de kommunisten begrepen hoe moeilijk het is te beschikken over voldoende krachten om de overwinning te behalen. Daarom hebben zij gekozen voor een streng gedisciplineerde beweging. Zij exploiteren de Russische mythe om de arbeiders te organiseren, maar laten zich niet door hen leiden en gebruiken ze voor de meest uiteenlopende manoeuvers.
Deze houding maakt de kommunisten in revolutionaire krisissituaties efficiënter dan de domokraten. Ze houden echter de arbeidersklasse zoveel mogelijk gescheiden van de andere revolutionaire krachten – zeggend dat de “echte” revolutie nog moet komen – en vormen zodoende op de cruciale ogenblikken van de geschiedenis een sektair element dat het geheel verzwakt. Bovendien zijn zij volledig afhankelijk van de Russische staat die hen herhaaldelijk heeft gebruikt voor zijn nationale politieke doeleinden. Deze afhankelijkheid verhindert hen welke politiek dan ook met een minimum aan kontinuīteit te voeren. Ze moeten zich steeds verbergen achter een Karoly, een Blum, een Negrin, maar gaan dan ook vaak ten onder in gezelschap van hun demokratische marionetten. De macht wordt immers niet veroverd en behouden door gebruik van listen en truukjes, maar door de bekwaamheid om op een organische en levensechte wijze te voldoen aan de noden van de moderne samenleving.
Indien de strijd morgen tot het traditionele nationale strijdperk beperkt blijft, zal het zeer moeilijk zijn de oude problemen te ontgaan. De nationale staten hebben immers hun respektieve ekonomieën reeds zo diepgaand gepland, dat de zich opdringende vraag snel zou worden: welke belangengroep, welke klasse krijgt de touwtjes van het planbureau in handen? In elk geval zouhet front van de progressieven, in de strijd tussen de klassen en de ekonomische groepen, gemakkelijk uit elkaar geslagen worden. Zeer waarschijnlijk zouden de reaktionaire milieus uit dit alles profijt halen.
De werkelijke revolutionaire beweging zal moeten ontstaan door toedoen van hen die de moed hadden de oude politieke uitgangspunten aan kritiek te onderwerpen. Deze revolutionaire beweging zal moeten samenwerken met de demokratische krachten, met de kommunisten en met al diegenen die het totalitarisme bevechten. Deze beweging mag zich echter niet laten verstrikken in de politieke praktijken van de strekkingen waarmee ze samenwerkt.
De reaktionaire krachten beschikken over handige jongens en kadermensen die leiding kunnen nemen. Deze zullen hardnekkig vechten voor het behoud van hun suprematie. Als het erop aankomt zullen ze zich vermommen als verdedigers van de vrijheid, van de vrede, van het volkswelzijn, van de armen. In het verleden reeds zagen we hoe ze binnendrongen in de volksbewegingen, hoe ze die lam legden, misleidden, en gebruikten ter verwezenlijking van hun eigen doelen. Dit zijn de meest te duchten krachten. Met hel zullen de progressisten eerst en vooral rekening moeten houden.
Het punt waarop deze konservatieve krachten hun hefboom zullen plaatsen, is het herstel van de eigen nationale staat. Zodoende zullen zij inhaken op het meest verspreide volksgevoel, dat in het recente verleden het sterkst is gekwetst en dat het gemakkelijkst voor reaktionaire doeleinden kan worden gebruikt: de vaderlandsliefde.
Op die manier kunnen zij ook hopen tamelijk gemakkelijk konfusie te verwekken in de geesten van hun tegenstanders. Voor de brede massa bestaat politiek tot dusver alleen in het nationale kader. Het is dan ook tamelijk gemakkelijk het volk en zijn meest kortzichtige leiders voor het herstel van de nationale staat na de oorlog te laten werken.
Als dit opzet slaagt, zou de reaktie het weer eens gehaald hebben. Uiterlijk zouden deze staten zelfs in ruime mate demokratisch en socialistisch kunnen zijn, maar de terugkeer van de konservatieve elementen op de kommandoposten zou alleen nog een kwestie van tijd zijn. De nationale ijverzucht zou weer de kop opsteken en elke staat zou de garantie voor de vervulling van zijn eigen wensen opnieuw alleen vinden in zijn nationale strijdmacht. Na korte tijd zou de belangrijkste opdracht weer zijn: van de volkeren legers en van de burgers soldaten maken. De generaals zouden weer kommanderen, de monopolisten weer profiteren van de autarkie, de bureaukraten hun belang opblazen en de priesters het volk kalm houden. Al wat onmiddellijk na de beëindiging van de vijandelijkheden bereikt werd, zou samenschrompelen in het licht van de noodzaak zich op nieuwe oorlogen voor te bereiden.
Eén probleem moet eerst en vooral een oplossing vinden. Zonder deze oplossing is al de rest slechts schijnbare vooruitgang. Aan de verdeling van Europa in soevereine nationale staten moet definitief een einde gemaakt worden. De ineenstorting van het grootste gedeelte van de staten van het kontinent onder de Duitse pletrol heeft de Europese volkeren reeds lotsverbonden gemaakt. Ofwel zullen ze zich samen onderwerpen aan Hitlers heerschappij, ofwel zullen zij, na diens val, samen in een tijdperk van krisis en omwenteling treden, dat ze samen zullen beleven en niet elk voor zich, verstard in van elkaar gescheiden staatsstrukturen.
De geesten staan op dit ogenblik, veel meer dan ih het verleden, open voor de idee van een federale reorganisatie van Europa. De pijnlijke ervaringen van de laatste decennia hebben de ogen geopend zelfs van diegenen die niet wilden zien en hebben voor verwezenlijking van onze doelstellingen gunstige omstandigheden geschapen.
Alle met rede begaafde schepselen beginnen in te zien dat het onmogelijk is een evenwicht te handhaven tussen onafhankelijke Europese Staten, waartoe ook, met gelijke rechten, het militaristische Duitsland zou behoren. Ook is het onmogelijk Duitsland in stukken te hakken en na nederlaag onbeperkt in bedwang te houden.
In de praktijk is duidelijk gebleken dat geen enkel Europees land zich afzijdig kan houden terwijl de andere oorlog voeren; neutraliteitsverklaringen en niet-aanvalspakten zijn niets dan dode letters. Duidelijk is bewezen hoe nutteloos, ja verderfelijk organisaties zijn als de Volkenbond, die, zonder te beschikken over een bovennationale legermacht, die beslissingen kon doen naleven, toch beweerde internationale rechtsorde te verzekeren en gelijktijdig de absolute soevereiniteit der lidstaten te kunnen eerbiedigen. Absurd is ook de regel gebleken die verbiedt tussen te komen in de interne aangelegenheden van soevereine staten. Volgens dit beginsel zou elk volk in volle vrijheid de diktatuur mogen kiezen waaraan het de voorkeur geeft, alsof het interne bestel van elke staat niet van vitaal belang is voor alle andere Europese landen.
Onoplosbaar zijn de vele problemen geworden die het internationale politieke leven van ons kontinent beheersen – vastlegging van grenzen in gebieden met gemengde bevolking, verdediging van etnische minderheden, recht op uitweg naar zee voor landen zonder kuststrook, de Balkankwestie, het Ierse vraagstuk –, die in een Europees federaal verband een oplossing zouden kunnen vinden, zoals in het verleden de problemen tussen de vele staatjes hun scherpte verloren toen deze opgenomen werden in de ruimere natiestaten en hun oude twisten nog slechts spanningen tussen provincies werden.
Aan de andere kant zijn er een aantal omstandigheden die de oprichting in de hand werken van een federaal stelsel dat een einde kan maken aan de huidige anarchie: het einde van het onbeperkt gevoel van veiligheid van Groot-Brittannië dat de Engelsen hun “splendid isolation” deed verkiezen, het uiteenvallen van het leger van de Franse republiek bij het eerste ernstige treffen met de Duitse legermacht (laten we maar hopen dat hierdoor de chauvinistische overtuiging van de absolute gallische superioriteit eindelijk een deuk krijgt), en vooral het bewustzijn van het grote gevaar der algemene slavernij.
Ook het principieel aanvaarden van de Indische onafhankelijkheid door Groot-Brittannië en het feit dat Frankrijk door zijn nederlaag praktisch zijn imperium verloren heeft, maken het gemakkelijker een regeling te vinden voor de Europese kolonies.
Daarbij komt nog het wegvallen van enkele van de belangrijkste Europese dynastieën en de broosheid van de grondvesten waarop de overblijvende berusten. De vorstenhuizen beschouwden de verschillende landen immers als hun traditionele erfdeel; samen met de belangen die zij steunden, vormden zij een aanzienlijke hindernis voor een rationele organisatie van de Verenigde Staten van Europa, die eigenlijk slechts kunnen rusten op de republikeinse staatsinrichting van alle gefedereerde staten.
Alhoewel het mogelijk is nu reeds verder te kijken dan de horizont van dit oude kontinent en te denken aan het lot van alle volkeren en de toekomst van heel de mensheid, moet toch de Europese federatie in een beginstadium instaan voor vredelievende betrekkingen met Amerika en Azië. In afwachting van de politieke eenheid van de wereld kan alleen Europa zorgen voor vrede en samenwerking.
De scheidingslijn tussen progressieve en reaktionaire krachten is niet meer die tussen de groepen die zich meer of minder demokratisch opstellen, meer of minder socialistisch ageren, maar wel die tussen diegenen die nog steeds geloven dat het doel van hun politieke strijd de verovering moet zijn van de macht in de nationale staat (– en die, zij het dan wellicht zonder opzet, het spel spelen van de reaktie, door het lava van de gloeiende passies te laten stollen in de oude smeltpotten en de oude absurditeiten opnieuw te laten opflakkeren) en diegenen die geloven dat hun aktie gericht moet zijn op het bouwen van een internationale staat, naar welk doel zij het volk willen doen streven en waarvoor zij zelfs de nationale macht willen gebruiken na deze heroverd te hebben.
Door propaganda en aktie moeten wij stevige banden smeden tussen de bewegingen die in de verschillende landen zullen ontstaan. Het zal zaak zijn de fundamenten te leggen van een beweging die in staat is alle krachten te mobiliseren om een nieuw bestel te vormen dat voor Europa de meest grandiose en de meest vernieuwende schepping zal zijn sinds eeuwen: een beweging ter oprichting van een solide federale staat die beschikt over één Europese legermacht die in de plaats treedt van de nationale legers, die krachtdadig de ekonomische autarkieën, de ruggesteun der totalitaire regimes, doorbreekt, die over voldoende organen en aktiemiddelen beschikt om in de verschillende gefedereerde staten zijn beschikkingen te laten uitvoeren en de federale wetten te doen naleven. Ook al blijven de deelstaten beschikken over voldoende autonomie om aan hun instellingen eigen vormen te geven en om een politiek leven te leiden in overeenstemming met de eigenheden van de betrokken volksgemeenschappen.
Indien er in de belangrijkste Europese landen voldoende mensen gevonden worden die dit alles begrijpen, zal de overwinning binnen korte tijd in hun bereik zijn. De omstandigheden en de geestesgesteldheid van de massa zullen hun behulpzaam zijn. Zij zullen staan tegenover partijen en strekkingen die in de laatste twintig onheilvolle jaren blijk gegen hebben van onbekwaamheid.
Nu komt de tijd om nieuwe taken aan te vatten en dit zaal moeten gedaan worden door nieuwe mensen: door de Beweging voor een Vrij en Verenigd Europa.
III — Taken voor na de oorlog – De hervorming van de maatschappij.
Een Vrij en Verenigd Europa is het onontbeerlijke uitgangspunt voor de opgang van de moderne beschaving. Na de stilstand van de totalitaire periode zal de evolutie een verdere afbouw van het sociale onrecht en van de privilegies met zich brengen. Alle oude konservatieve instellingen zullen ineenstorten. Met moed en beslistheid moet van deze krisistoestand gebruik gemaakt worden.
Om aan onze verwachtingen te beantwoorden zal de Europese revolutie socialistisch moeten zijn. Het doel zal zijn de bevrijding van de werkende klassen en de verwezenlijking van meer menselijke levensvoorwaarden. Het zuiver doktrinaire principe dat het privaatbezit van produktiemiddelen moet worden afgeschaft of slechts voorlopig toegelaten, kan echter niet richtinggevend zijn voor de te treffen maatregelen. De algemene verstaatsing van de ekonomie was inderdaad de eerste utopische idee waarvan de arbeiders verwachtten dat ze de bevrijding zou betekenen van het kapitalistische juk. De totale etatisatie laat echter geen droom wekelijkheid worden, maar wel een stelsel waarin heel de bevolking onderworpen in aan de beperkte groep bureaukraten die de ekonomie dirigeren.
Het ware basisbeginsel van het socialisme – en hiervan is de idee van ge algemene kollektivisatie slechts een haastige en verkeerde afleiding – zegt dat de ekonomische krachten de mens niet moeten domineren maar – zoals dit ook geldt voor de krachten van d natuur – dat de mens de ekonomie moet leiden, onder kontrole houden en op de meest rationale manier beheersen om te vermijden dat de arbeidersmassa er het slachtoffer van wordt.
De gigantische krachten van de vooruitgang, ontspruitend uit het persoonlijk belang, mogen niet wegsterven in de kanalen van de routine met als gevolg dat we dan de zin voor initiatief en de ondernemingslust opnieuw moeten opwekken met loondifferentiaties en andere dergelijke maatregelen. Deze krachten moeten integendeel aangemoedigd worden, ze moeten tot ontwikkeling kunnen komen en meer gebruikt worden. Gelijktijdig moeten deze krachten echter stevig ingdijkt worden ten einde misbruiken te vermijden en ze te laten ageren in het belang van de hele gemeenschap.
Het privaat bezit moet afgeschaft, beperkt, aangepast en uitgebreid worden naargelang het geval en niet volgens een dogmatisch beginsel. Deze politiek moet zich situeren in het proces dat leidt naar een Europese ekonomische samenleving, eindelijk bevrijd van de nationale militaristische en bureaukratische nachtmerries. Redelijke oplossingen moeten ook in het bewustzijn der arbeiders de bovenhand halen op het irrationele.
We willen zo genuanceerd en gedetailleerd mogelijk de inhoud geven van de te volgen richtlijnen, wijzen er echter op dat elk punt van het programma moet bekeken worden in zijn relaties tot het noodzakelijk te verwezenlijken doel, nl. de Europese eenheid. We beschouwen de volgende punten als belangrijk:
a) Aan partikulieren mag niet het beheer overgelaten worden van ondernemingen die een aktiviteit van monopolistische aard ontwikkelen en dus in staat zijn de verbruikers uit te buiten, zoals bij voorbeeld de elektriciteitsondernemingen; ondernemingen die in het leven gehouden worden in het belang worden in het belang van de gemeenschap maar die beschermd moeten worden door douanetarieven, staatssubsidies en gunstopdrachten (een mooi voorbeeld hiervan is de Italiaanse metaalindustrie); ondernemingen die wegens de geīnvesteerde kapitalen het aantal mensen dat ze te werk stellen en de domeinen die ze beheersen in staat zijn druk uit te oefenen op de staatsinstanties en een politiek op te dringen die hun het gunstigst is (voorbeeld: de kolenmijnen, de grote banken, de grote rederijen). Op deze gebieden zal er grootscheeps moeten genationaliseerd worden en dit zonder enig respekt voor verworven rechten.
b) Het eigendomsrecht en het erfrecht met hun bijzondere kenmerken hebben ervoor gezorgd dat de rijkdommen terechtkwamen in de handen van een beperkte groep geprivilegieerden. Deze opgehoopte rijkdommen moeten in de revolutionaire krisisperiode verdeeld worden. Die parasitaire standen moeten uitgeschakeld worden. De parasitaire standen moeten uitgeschakeld worden. Aan de werkenden moeten de produktiemiddelen ter hand gesteld worden die ze nodig hebben om hun ekonomische positie te verbeteren en een meer onafhankelijk leven te kunnen leiden. Hierbij denken we aan een landbouwhervorming waardoor de bewerkers van het land er ook eigenaar van worden een waardoor het aantal grondbezitters enorm moet toenemen, alsook aan hen industriële hervorming waardoor het eigendomsrecht van de werkers uitgebreid wordt tot de niet-verstaatste bedrijven, door oprichting van coöperaties, door de arbeider tot aandeelhouder te maken, enz.
c) De jongeren moeten geholpen worden door de invoering van regelingen die uitgangssituaties voor iedereen zo gelijk mogelijk maken. Vooral de openbare school zal aan de bekwaamsten, en niet aan de rijksten, de mogelijkheid moeten geven hogere studies te volgen. In elke studietak zal zij mensen moeten vormen voor de uitoefening van de verschillende vrije en andere beroepen. Daarbij zal ervoor gezorgd moeten worden dat het aantal afgestudeerden per vakgebied de vraag niet overtreft. De gemiddelde financiële vergoedingen moeten dan in de verschillende beroepsgroepen ongeveer gelijk zijn, alhoewel er zich binnen de groepen verschillen kunnen voordoen naargelang van de individuele bekwaamheden.
d) Door de bijna onbeperkte mogelijkheden van de massproduktie kan aan eenieder het levensnoodzakelijke: voedsel, huisvesting en kleding, verstrekt worden. Tegen een relatief lage kostprijs kan elke burger genieten van het komfort dat met de menselijke waardigheid overeenstemt. De solidariteit met diegenen die het er in de ekonomische strijd minder goed afbrengen, mag geen karitatieve vormen aannemen. Deze houding heeft steeds iets vernederends in zich en baart meestal de kwalen waarvan ze de gevolgen wil wegwerken. Er moeten integendeel voorzieningen getroffen worden ten einde aan allen, of ze al dan niet kunnen werken, onvoorwaardelijk een behoorlijke levensstandaard te geven. Daardoor mag echter de prikkel tot werken en sparen niet verdwijnen. Op deze wijze zal niemand meer door ellende gedwongen zijn vernederende arbeidsvoorwaarden te aanvaarden.
e) De bevrijding van de werkende klassen is alleen mogelijk als hierboven aangehaalde punten worden verwezenlijkt. De arbeidersklasse mag niet opnieuw in de greep geraken van de ekonomische politiek van de monopolistische vakbonden, die eenvoudigweg de verdrukkingsmethoden van het grote kapitaal gebruiken op het niveau de arbeiders. De werkers moeten vrij kunnen kiezen wie er in hun naam kollektieve arbeidsovereenkomsten sluit. De staat zal vervolgens moeten waken over de naleving van de bepalingen van deze overeenkomsten. Alle monopolistische tendensen zullen kunnen bestreden worden zodra hogergenoemde sociale hervormingen plaatsgehad hebben.
Dat zijn de veranderingen die nodig zijn om de brede lagen van de bevolking te winnen voor het nieuwe stelsel en het in stand te houden met de steun van de burgers. Deze veranderingen zullen aan het politieke leven een op de vrijheid gevestigde grondslag geven, doordrongen van een sterk gevoel van sociale solidariteit. Op zo’n basis kunnen de politieke vrijheden een echte en niet allen formele inhoud krijgen voor allen. Elke burger zal beschikken over voldoende onafhankelijkheid en kennis om bestendig en doeltreffend toezicht uit te oefenen op de heersende klasse.
Het zou overbodig zijn uit te wijden over de grondwettelijke instellingen omdat we ook niet kunnen voorzien in welke omstandigheden ze tot stand zullen komen en funktioneren. We zouden dus slechts kunnen herhalen wat iedereen weet betreffende de noodzaak van vertegenwoordigende organen en wetgevende procedures, de nodige onafhankelijkheid van de magistratuur die in de plaats zal treden van die welke we nu kennen en die de wetten onpartijdig zal toepassen, betreffende de persvrijheid en de vrijheid van vereniging die het mogelijk moeten maken de publieke opinie voor te lichten en de kans te geven daadwerkelijk deel te nemen aan het politieke leven van de staat.
Alleen op twee punten moeten we even nader ingaan. Het gaat om aangelegenheden van uitzonderlijk belang voor ons land: de relatie tussen kerk en staat en de aard van de politieke vertegenwordiging:
a) Het konkordaat dat het Vatikaan in Italië gesloten heeft met het fascisme moet ongetwijfeld verbroken worden om het zuiver burgerlijk karakter van de staat te bevestigen. Door dit verbreken moet ondubbelzinnig tot uiting komen dat de Staat in het burgerlijk leven de overhand heeft. Alle religieuze belijdenissen moeten gelijk geëerbiedigd worden. De Staat mag echter geen begroting voor de erediensten meer hebben.
b) Het korporatistische kaartenhuisje van het fascisme zal in elkaar stuiken zoals ook de andere instellingen van de totalitaire staat. Er zijn er die geloven dat men uit de puinhopen morgen een nieuwe grondwet kan fabriceren. Wij niet. In de totalitaire staten zijn de korporatieve lichamen een handig middel om de arbeiders onder kontrole te houden. Zelfs indien de korporatieve kamers het eerlijke spiegelbeeld zouden zijn van de verschillende soorten producenten en het representatieve orgaan van de verschillende beroepsgroepen, dan zouden ze nog niet gekwalificeerd zijn om algemeen politieke aangelegenheden te behandelen. In zuiver ekonomische kwesties zouden ze ook dan alleen dienen om de machtigsten toe te laten de anderen te domineren.
De beroepen zullen op vele wijzen moeten samenwerken met de Staatsorganen die belast zijn met het oplossen van de problemen die hen aanbelangen. Wetgevende taken mogen hun echter in geen geval worden toevertrouwd, want daaruit zou een feodale anarchie van het ekonomische leven voortspruiten, wat uiteindelijk zou uitmonden in een nieuw politiek despotisme.
Velen die zich domweg lieten vangen door de mythe van het korporatisme, zullen aan de vernieuwing kunnen en moeten meewerken; ze zullen echter moeten inzien dat ze in hun wazige dromen een absurde oplossing hebben nagestreefd. Korporatisme kan maar in totalitaire staten konkreet tot stang komen, om de arbeiders in de pas te laten lopen en voortdurend in het oog te laten houden door een aantal ambtenaren die ten dienste staan van de heersende klasse.
Onze revolutionaire partij mag niet op het beslissende moment op een geīmproviseerde wijze in het leven geroepen worden. Nu reeds moet zij beginnen gestalte aan te nemen door het vastleggen van haar fundamentele opties, door het uitbouwen van de leidende groepen en door het geven van eerste richtlijnen voor de werking. Deze partij mag geen samenraapsel zijn van alle mogelijke strekkingen die zich slechts verbonden voelen in hun afwijzing van het fascisme en die na de val van het totalitaire regime onmiddellijk zullen uiteenzwermen in alle richtingen. Onze revolutionaire partij gaat ervan uit dat het eigenlijke werk pas na de verwachte val zal beginnen. Daarom moet zij bestaan uit mensen die het eens zijn over de oplossing die in de toekomst moet gegeven worden aan alle belangrijke problemen.
Met haar stelselmatige propaganda moet de partij overal doordringen waar mensen door het huidige regime verdrukt worden. Overal moet zij inhaken op de problemen die door de inviduen en de groepen als het meest pijnlijk aangevoeld worden, om aan te tonen hoe deze problemen verband houden met andere problemen en wat een echte oplossing ervoor kan zijn. Uit het groeiende aantal sympathisanten mogen allen diegenen tot de organisatie zelf toetreden die van de Europese revolutie hun levensdoel maken, die tuchtvol, dag na dag, het werk doen, die waken over zijn veiligheid en doeltreffendheid zelfs in de hardste omstandigheden van de strijd in de illegaliteit. Zij zullen het netwerk vormen dat de meer labiele groep van sympathisanten bij elkaar houdt.
Alhoewel geen enkele propagandamogelijkheid mag worden verwaarloosd, moet toch in eerste instantie kontakt gezocht worden met de milieus die in aanmerking komen als centrum voor de verspreiding van ideeën en de rekrutering van strijdvaardige mensen, vooral dan de twee sociale groepen die vandaag het meest gevoelig zijn voor hetgeen gebeurt en die morgen de doorslag zullen geven: de arbeiders en de intellektuelen. De eersten hebben zich het minst aan het totalitarisme onderworpen en zullen ook het vlugst de eigen rangen weer organiseren. De intellektuelen, en vooral de jongeren onder hen, lijden het meest onder de geestelijkte verdrukking en walgen van het despotisme. Ook andere milieus zullen zich geleidelijk tot de algemene beweging aangetrokken voelen.
Iedere beweging die er niet in slaagt deze krachten te verenigen, zal steriel blijven. Indien de beweging alleen uit intellektuelen bestaat, zal ze niet over de massale kracht beschikken om de weerstand van de reaktie te overwinnen. Ze zal de arbeiders wantrouwen en door hen gewantrouwd worden. Zelfs wanneer de beweging bezield is met demokratische gevoelens, zal zij toch, staande voor de moeilijkheden, de neiging vertonen alle andere bevolkingsgroepen te mobiliseren tegen de arbeidersklasse, met andere woorden het fascime te herstellen. Wanneer de beweging alleen zou steunen op het proletariaat, zou de helderheid van denken ontbreken, die alleen van de intellektuelen kan komen e die onontbeerlijk is om duidelijk in te zien wat moeten worden gedaan en welke wegen moeten worden gevolgd. De beweging zou de gevangene blijven van de oude klassenstrijdtheorie, ze zou overal vijanden ontwaren en uitglijden naar de doktrinaire kommunistiche oplossing.
In de revolutionaire krisis zal deze beweging de progressieve krachten moeten organiseren en leiden. Ze zaal daarbij gebruik moeten maken van alle volkse organen en formaties die in zulke ogenblikken spontaan tot stand komen. Zij zal inzichten zekerheid over wat gedaan moet worden niet verwerven door een voorafgaande goedkeuring door de nog niet bestaande volkswil, maar door het bewustzijn de werkelijke noden van de moderne maatschappij te vertegenwoordigen. Aldus zal zij de eerste richtlijnen voor de nieuwe orde geven, de nieuwe stelregels voor de nog in verwarring verkerende menigten. Door deze diktatuur van de revolutionaire partij wordt het nieuwe staatsbestel opgericht en daar omheen de ware nieuwe demokratie.
Er bestaat geen gevaar dat dit revolutionaire regime noodzakelijkerwijze zal uitmonden in een nieuwe despotisme. Dit zou gebeuren wanner de revolutie een slavenmaatschappij zou voortbrengen. Als echter de revolutionaire partij vanaf het begin met sterke hand de voorwaarden voor een vrij bestaan schept, waarin alle burgers werkelijk aan het openbare leven kunnen deelnemen, zal de evolutie, zij het met enkele kleinere politieke krisissen, gaan in de richting van een geleidelijk begrijpen en aanvaarden door allen van de nieuwe orde, en dus is de richting van betere mogelijkheden voor de werking van vrije politieke instellingen.
Vandaag moeten de oude lasten worden afgeworpen, moeten we openstaan voor het nieuwe dat komt – zo anders dan we het hadden verwacht –; bij de ouderen de onbekwamen opzijzetten en blij de iongeren nieuwe energie opwekken. Vandaag zoeken en ontmoeten elkaar diegenen die het patroon van de toekomst weven, die de redenen voor de huidige krisis van de Europese beschaving hebben onderkend en die daarom het erfdeel dragen van al die bewegingen die naar menselijke verheffing hebben gestreefd maar ten onder zijn gegaan door onbegrip voor het bereiken doel of de daartoe aan te wenden middelen.
De af te leggen weg is niet gemakkelijk, noch veilig. Maar hij moet – en zal – afgelegd worden!